De combinatie:

Er zijn verschillende combinaties die gezwommen kunnen worden. Zo kennen we de Amerikaanse crawl. Dit houdt in dat op één volledige armcyclus (of wel 2 armslagen) er 6 beenwissels gezwommen worden. Kort gezegd, 2 : 6. Kernmerken bij deze slag is: intensieve beenslag, een duidelijke glijfase, armtempo lager en de armdoorhaal dicht bij het lichaam met hoge ellebogen Bij de 2 : 2 is de armslag erg dominant. Er is niet of nauwelijks een beenslag aanwezig. Deze combinatie wordt ook wel de Australische crawl genoemd, aangezien veel Australische zwemmers op deze manier zwommen.

La combinaison :
Il existe plusieurs combinaisons qui peuvent être nagées. Par exemple, nous connaissons le crawl américain. Il s'agit de nager 6 changements de jambes sur un cycle complet de bras (ou 2 mouvements de bras). En bref, 2 : 6. Les principales caractéristiques de cette nage sont les suivantes : un mouvement de jambe intensif, une phase de glisse claire, un rythme de bras plus faible et un passage de bras près du corps avec des coudes hauts Dans le 2 : 2, le mouvement de bras est très dominant. Il n'y a pas ou peu de mouvements de jambes. Cette combinaison est également appelée crawl australien, car de nombreux nageurs australiens ont nagé de cette manière.

De ademhaling:

De inademing vindt plaats als de armen in elkaars verlengde zijn hetgeen in de praktijk betekent: inademing aan de rechterzijde als de rechterhand ter hoogte van de rechterheup bij de uithaal is en de linkerhand ongveveer bij de inzet/glijfase. De inademing vindt plaats in het boegdal aan de rechterzijde. Het hoofd draait daarbij om de lengte-as. De uitademing vindt geleidelijk onder water plaats door neus en of mond. De meeste zwemmers hebben een voorkeurskant om adem te halen en ademen vaak alleen aan die kant in. Er zijn ook zwemmers die aan beide kanten kunnen ademhalen. Deze vorm van ademhalen heeft de voorkeur. De beenbeweging speelt een ondersteunende rol bij de ademhaling.

La respiration :
L'inspiration a lieu lorsque les bras sont alignés l'un par rapport à l'autre, ce qui signifie en pratique : l'inspiration du côté droit lorsque la main droite est au niveau de la hanche droite au niveau de l'hale-bas et que la main gauche est à peu près au niveau de la phase de déploiement/glissade. L'inspiration a lieu dans la vallée de l'arc, du côté droit. La tête tourne autour de l'axe longitudinal. L'expiration se fait progressivement sous l'eau par le nez et ou la bouche. La plupart des nageurs ont un côté préféré pour respirer et n'inspirent souvent que de ce côté. Certains nageurs peuvent respirer des deux côtés. C'est cette forme de respiration qui est privilégiée.
Le mouvement des jambes joue un rôle de soutien dans la respiration.